Was bleibet aber stiften die Dichter
Friedrich Hölderlin
Oude thema's en gestalten vinden een nieuwe vorm in het handschrift van
de kunstenaar. Zo schept Irène Prinsen in haar tekeningen, schilderijen,
beelden en installaties een eigen wereld van (half) goden, mythe en mysterie.
Een magische wereld, een poëtische wereld.
De door mythen geïnspireerde poëtische wereld van de kunst maakt
het mensen mogelijk uit de cliché/media/dagelijkse sleur losgemaakt
te worden en ongewone, andere betekenissen te ervaren.
Tekenen is voor Prinsen zoekend volgen van de lijn als invoelend/denkend
aftasten van het zijn en de dingen.
In Prinsen's stalen beelden en installaties ontwikkelen de tekeningen
zich verder tot transparante vrijstaande vormen. Het doorvallende licht
in het opengewerkte staal maakt van contouren en lijnen lichtvormen. Prinsen's
manier van werken is dan ook als "schilderen in staal" omschreven. De
snijbrander wordt als het ware een penseel. Een magisch instrument dat
massa en volume verandert in lichtvorm en luchtig lijnenspel.
In de strijd met het staal vormt Prinsen het verhaal dat zij wil vertellen.
Maar meer dan alleen in het staal zoekt Irène Prinsen naar een parallel
verhaal in het licht, dat zij door de opengesneden figuren laat schijnen
in de lijnen en vlakken waar de materie vernietigd is. Zo vertellen materie
en licht ieder hun eigen verhaal en ontstaat als het ware een dubbelsculptuur.
Prinsen werkte in de werkplaatsen van de Vrije Academie in Den Haag (1985-1988),
bezocht de Willem de Kooning Academie in Rotterdam (1987-1989) en
participeerde aan de postacademiale werkplaatsen van de Jan van Eyck Academie
in Maastricht (1994-1996).
Leidsch Dagblad, 15 juli 1993
De Bewondering
In deze rubriek komen al of niet bekende streekgenoten aan het woord
die hetzij direct hetzij zijdelings met kunst en cultuur te maken hebben.
Ze praten over een kunstvoorwerp, een kunstuiting waaraan ze bijzondere
waarde hechten. Van de snuifdoos van oma tot het grijsgedraaide muziekstuk
en alles wat daar tussen zit. Vandaag spreekt Irène Prinsen haar
bewondering uit voor haar inspiratiebronnen: schrijvers en filosofen.
Van de Leidse kunstenares is tijdens de Lakenfeesten het werk Apocalypse
te zien in de Pieterskerk. In de Hooglandse kerk staat El
Greco, basiliek voor een schilder. "Schrijvers die de zandbak
van buitenaf laten zien, vanaf de maan, vind ik inspirerend."
"Met dingen heb ik niet zoveel. Die kunnen kapot gaan, in de brand
vliegen. Ik heb meer met denken. Dat inspireert me. Er is één
ding waar ik wel iets mee heb. Een schilderij, een aquarel van Hilmar
Schäfer dat ik heb gekocht tijdens mijn studie filosofie. Het is
ook steeds mee verhuisd. Voor mij drukt het leegte uit, het niets. Een
wolkenlucht met daaronder gras. Links in de verte zie je nog de suggestie
van een riviertje. Verder is er niets. Er gebeurt niets dat menselijk
is.
Denken begint ook in het niets. Het begint en eindigt in het niets. Net
als de wereld, het leven.
De bijbel zegt het al: in het begin was er niets. Leegte. Zo kom je ook
ter wereld: als baby ben je helemaal leeg. Je wordt geboren in een tekst
waar al heel lang aan is geschreven. Tegelijkertijd moet je iets presteren
in dat specifieke stukje tijd waarin je wordt geboren. Je bent een soort
prisma waarin het licht van de tijd breekt.
Voor ieder mens is de ervaring van het denken anders. Als filosoof denk
ik radicaal. Ik vraag terug vanuit dingen die voor anderen vanzelfsprekend
zijn. Wat is waar en wat is onwaar? Wat is zekerheid? De meeste mensen
hebben die behoefte niet. De vanzelfsprekendheden zijn het speelgoed dat
we in de zandbak krijgen waarin we worden geboren. We vragen niet: wat
is dit? Wat is het spel? Wat zijn de regels? Hoe komen die tot stand?
Wie biedt dit aan? Wat is dat voor een instituut? En waarom? Een filosoof,
een kunstenaar is iemand die deze vragen wel stelt.
Schrijvers die de zandbak van buitenaf laten zien, vanaf de maan, die
vind ik inspirerend. Mensen zoals Menno ter Braak en Albert Camus. En
filosofen als Nietzsche, Heidegger, Wittgenstein of de Fransman Ricoeur.
Zij stellen wel vragen bij die vanzelfsprekendheden. Met filosofie ben
ik niet verder gegaan. Dat wordt kennelijk gebruikt als inspiratiebron
in mijn werk als kunstenaar. Het rationele versus kracht, drift. Kunst
is zo aantrekkelijk omdat je gedachten via die drift kunt uitwerken. Je
beweegt je tussen geest en drift. Het geeft je de mogelijkheid om in contact
te komen met die drift, dat oer. Daarom werk ik graag met staal. Het is
een krachtelement. In mijn werk zit een paradox. Het is zeer aanwezig,
heel expressief. Ik leef zelf in een soort volheid van die culturele bagage
terwijl ik toch weet dat mijn werk voortkomt uit de leegte. Ik geloof
in de waarheid van de paradox. We leven intens. We leven om te sterven.
Als je veel volheid produceert, sta je dicht bij de leegte, het niets.
De leegte waar de wereld uit is ontstaan en waarin ze ook weer zal eindigen."
Hoogovens Staal, 20 maart 1999
KUNST
& STAAL
BEELDHOUWSTER TEKENT IN CORTEN-STAAL
'Ik schep door te vernietigen'
De beelden in Corten Staal van de beeldhouwster Irène Prinsen zijn
monumentaal en toch verbazingwekkend transparant door een uitgekiend spel
van licht en donker, vorm en tegenvorm. Ook haar on-Nederlandse, mediterraan
aandoende beeldtaal, die ontstaat door te ' tekenen ' in staal met de
snijbrander, is in tegenspraak met dit weerbarstige materiaal.
Halverwege de jaren tachtig begon ze in dit rauwe materiaal te werken
en vanaf begin jaren negentig - op advies van voormalig directeur van
het Stedelijk Museum, Edy de Wilde - in het weerbestendige Corten Staal.
Het liet haar niet meer los. Haar beelden vormen de hoofdmoot van haar
oeuvre naast tekeningen, grafische technieken en schilderijen (videowerk
en fotografie).
"Staal is voor mij een oerelement, dat staat voor oorlog, voor strijd.
Het is paradoxaal als het leven. Enerzijds sterk, robuust, vast en degelijk.
Anderzijds licht en plooibaar. Ik schep door te vernietigen en ik schep
in vuur. Door te werken in staal beleef ik heel direct de scheppingsdaad.
In die zin voel ik mij verwant aan de oude Griekse mythologie en natuurlijk
het sterkst aan de goddelijke smid Hephaistos." ...
Irène Prinsen heeft het postuur dat je van een beeldhouwer mag
verwachten. En een bijbehorende lach, die nu en dan homerische vormen
aanneemt. Als kind wilde ze nooit tekenen. En ook na het gymnasium bleef
zij doof voor de muze van de beeldende kunst. Ze ging filosofie studeren
en algemene taalwetenschap. Later, toen ze al haar eerste schreden had
gezet in de kunst, behaalde ze haar doctoraal wijsbegeerte, linguïstiek
en letteren aan de Universiteit van Amsterdam. Prinsen: "Kunst is
me overkomen. Door vrienden ben ik in aanraking gekomen met beeldende
kunst. 't Bracht me in opperste verwarring, maar al snel legde ik me neer
bij deze roeping, Want, dat was het. Ik besefte toen ik begon te tekenen
en te schilderen - en later toen ik mijn eerste bronzen maakte - dat de
kunst altijd in mij heeft gesluimerd. In samenhang met de filosofie was
de cirkel ineens rond."
Wie met Prinsen praat, komt al snel op filosofen als Heidegger en Schelling.
Ook Baudelaire is een grote bron van inspiratie. Bijzonder aan haar coulissenachtige
beelden is het fijnzinnige handschrift dat totaal in tegenspraak is met
het weerbarstige staal. Haar beeldtaal komt nog het meest in de buurt
van het handschrift van Picasso, maar ook haar thematiek is verwant aan
die van hem: fabeldieren, Grieks - mythologische wezens en bijbelse figuren.
Behalve deze schilderheld heeft het werk van El Greco (ca.1541 -1614),
de Spaanse schilder van Griekse afkomst met zijn langgerekte figuren een
grote impact op haar werk gehad. Zijn behandeling van het licht maakte
diepe indruk op haar. Prinsen: "zijn schilderijen zijn poorten naar
een hemelse werkelijkheid." Het sculptuur El
Greco, basiliek voor een schilder was een direct uitvloeisel van
deze herkenning. Irène Prinsen creëerde hiermee haar eigen
hemelse poorten.
Website © Irène Prinsen c/o Pictoright, visuele auteursrechten Nederland